01 september 2016
Persbericht – Brussel - Friends of a Free Iran in European Parliament – 1 september 2016
EU en UNO moeten tot een internationaal onderzoekstribunaal oproepen
De choquerende openbaarmaking van een geluidsopname van de onlangs overleden ayatollah Montazeri, die de beoogde opvolger was van Khomeini, stichter van de Islamitische Republiek van Iran, laat het Iraanse establishment de laatste weken op zijn grondvesten schudden.
De geluidsopname werd opgenomen tijdens de massa-terechtstelling van politieke gevangenen in Iran in 1988, waarbij de gesprekken werden weergegeven tussen Montazeri en leden van de “Doodscommissie” - een commissie gevormd door vier van de topfunctionarissen van het regime die destijds de opdracht tot uitvoering van de terechtstellingen had gekregen.
Ongeveer 30.000 politieke gevangenen, waarvan velen hun straf reeds hadden uitgezeten, werden in de zomer van 1988 in het geheim omgebracht en in massagraven begraven, daarmee gehoor gevend aan een fatwa van Ayatollah Khomeini.
Een van de leden van de ‘Doodscommissie’, wiens naam en stem duidelijk te horen is op de opname, is Mostafa Pour-Mohammadi, op dat moment vertegenwoordiger van het Ministerie van Inlichtingen en Veiligheid (MOIS), en nu minister van justitie in de zogenaamd “gematigde” regering van president Hassan Rouhani.
Op zondag 28 augustus 2016 bevestigde Pour-Mohammadi zijn rol bij de afslachting: “We zijn trots dat we Gods bevel m.b.t. de ‘hypocrieten’ (PMOI of MEK) uitgevoerd hebben. We stonden tegenover de vijanden van God en het volk en zijn met geweld tegen hen ingegaan.” Een dag later voegde hij eraan toe: “Ik heb er zelfs niet één slapeloze nacht aan overgehouden in al de jaren daarna, omdat ik gehandeld heb volgens de wet en de islamitische sharia.”
Deze opmerkingen laten er geen twijfel over bestaan dat de huidige Iraanse regering van Hassan Rouhani medeplichtige is bij één van de ergste misdaden tegen de menselijkheid in de jongste geschiedenis, die nog niet bij een internationaal tribunaal ingebracht is. Amnesty International, de Internationale Mensenrechtenfederatie (FIDH), Human Rights Watch alsmede het Canadese parlement hebben allemaal de afslachting van 1988 in Iran als een ‘misdaad tegen de menselijkheid’ gebrandmerkt. *
We eisen derhalve dat het bloedbad van 1988 in Iran op de agenda van de actuele zitting van de UNO-Mensenrechtenraad in Genève in september 2016 geplaatst wordt. De UNO-Hoge Commissaris voor Mensenrechten moet in dit opzicht een oproep doen tot een onderzoek.
We doen eveneens een oproep bij de huidige zittingsperiode van de Algemene Vergadering van de UNO in New York (september – december 2016) om een resolutie op te stellen met een oproep tot een onderzoek van dit bloedbad en het betreffende dossier aan de Veiligheidsraad over te dragen. De UNO-Veiligheidsraad zou een internationaal tribunaal moeten instellen om dit te onderzoeken en de voornaamste schuldigen te vervolgen.
Alvorens in enige vorm van zogenaamde ‘mensenrechtendialoog’ met dit regime te treden, zou de EU moeten aandringen op het ontslag van Pour-Mohammadi als regeringslid en alle medeplichtigen bij de slachting van 1988 in Iran wegens misdaden tegen de menselijkheid naar internationale tribunalen te sturen.
Gérard Deprez, lid van het EP
Voorzitter van Friends of a Free Iran in het Europese Parlement (FOFI)
Friends of a Free Iran (FoFI) is een informele groep in het Europese Parlement die in 2003 gevormd werd en de actieve steun van talrijke parlementsleden van verschillende politieke groeperingen geniet.
*Bij de beschrijving van sommige details van het bloedbad hebben talrijke mensenrechtenorganisaties in het verleden reeds het bloedbad van 1988 onder politieke gevangenen in Iran als een misdaad tegen de menselijkheid veroordeeld:
• Amnesty International schreef in zijn rapport van 2 november 2007: “Amnesty International gelooft dat deze terechtstellingen in de categorie van misdaden tegen de menselijkheid vallen. Volgens het in 1988 geldende internationale recht omvatten misdaden tegen de menselijkheid wijdverbreide of systematische aanvallen tegen burgers om discriminatorische, inclusief politieke, redenen.”
• De Internationale Federatie voor Mensenrechten (FIDH) schreef op 20 september 2013: “Een kwarteeuw geleden, in de zomer van 1988, werden duizenden Iraanse politieke gevangenen, die eigenlijk al veroordeeld waren en hun straf uitzaten, opnieuw summier berecht en vervolgens terechtgesteld. Tot op heden hebben de Iraanse autoriteiten, waarvan er een aantal ook al in die tijd aan de macht waren, deze misdaden niet willen toegeven. De Federatie heeft in 2013 een rapport gepubliceerd met de titel ‘25 jaar geleden, en nog steeds geen rechtvaardigheid: de in1988 in de gevangenis uitgevoerde terechtstellingen blijven ongestraft’, FIDH en LDDHI kwalificeren deze als buitengerechtelijke en willekeurige terechtstellingen en als misdaden tegen de menselijkheid. Alhoewel de omvang ervan onbekend blijft, staat wel vast dat in een tijdspanne van enkele maanden meerdere duizend gevangenen terechtgesteld werden. Iraanse bronnen zijn erin geslaagd de namen van minstens 4.672 slachtoffers te documenteren.”
• Human Rights Watch schreef op 24 oktober 2005: “De welbewuste en systematische manier waarop deze buitengerechtelijke terechtstellingen plaatsvonden is volgens internationaal recht een misdaad tegen de menselijkheid.
• Het Canadese parlement aanvaardde de volgende motie op 5 juni: “Het Huis veroordeelt de massamoord op politieke gevangenen in Iran in de zomer van 1988 als een misdaad tegen de menselijkheid en eert de herinnering aan de slachtoffers, die in massagraven begraven werden op het Khavaran-kerkhof en andere locaties in Iran en roepen 1 september uit tot de dag van solidariteit met politieke gevangenen in Iran."
No comments:
Post a Comment