Korte geschiedenis van de
aanvallen van de Islamitische Republiek op de journalistiek
Door Nick Short
3 Januari
2018
Het wekt geen verbazing dat een autoritaire maatschappij er de voorkeur
aan geeft om individuele journalisten te bedreigen en te manipuleren eerder dan
haar bevolking met de wereld buiten haar grenzen te laten communiceren. Maar
één ding is zeker: het is bijvoorbeeld veel efficiënter een New York Times-reporter met goede relaties tot het regime
te hebben, die dan een veel beter vehikel voor de propaganda van het regime in buitenlandse
hoofdsteden kan zijn dan een paar honderd rommelige video’s van protesterende menigten
in Qom or Isfahan. Natuurlijk dragen attractieve voorwaarden, zoals persoonlijke
veiligheid en prestige, ertoe bij om met het regime samen te werken en de wereldmedia ervan te overtuigen dat alles in
Iran prima in orde is, dank u wel. Natuurlijk helpt ook het feit dat uw
werkgever voor u aangename en interessante reizen door Iran biedt.
Het succes van Iran bij de controle van de buitenlandse journalistiek
begint met het wekken van angst onder het mom van de wetten. In augustus
bevroor een Iraanse rechtbank de tegoeden van meer dan 150 Iraanse actieve en voormalige
medewerkers van de Perzische dienst van de BBC. Het bevel ging oorspronkelijk
uit van de autoriteiten van de beruchte Iraanse Evin-gevangenis, die regelmatig
politieke dissidenten herbergt. Er werden geen verdere verklaringen gegeven,
maar de boodschap aan de journalisten was duidelijk.
Reporters Zonder Grenzen (Reporters Sans Frontières,
RSF) stelt dat dergelijk optreden van het Iraanse regime de hele buitenlandse
pers beoogt. Bovendien “oefenen de Iraanse inlichtingendiensten druk uit op Iraanse
journalisten die in het buitenland werken[.]” Deze twee methoden zijn erop
gericht individuele reporters en journalisten te terroriseren. In het geval van
de Perzische dienst van de BBC werden enkele reporters gestraft, zelfs al
werkten ze intussen al niet meer voor de dienst. Daardoor is werken aan
kritische berichtgeving over Iran gevaarlijk, zelfs in kalme periodes, omdat de betreffende reporters de
boodschap binnenkrijgen dat de rechtbank hen zal weten te vinden in tijden van
onrust. Een UNO-rapport uit 2017 van de Speciale UNO-rapporteur over de situatie
van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran meldde meerdere gevallen
waarin de regering populaire social media blokkeerde en hard tegen journalisten
optrad.
Onder
hun slachtoffers bevindt zich Ehsan Mazandarani, de uitgever van de hervormingsgezinde krant Farhikhtegan, die op
2 november 2015 door agenten van de inlichtingendienst van het Iraanse
Revolutionaire Gardekorps (IRGC) gearresteerd en naar de Evin-gevangenis
gebracht werd. In april 2016 werd Mazandarani tot zeven jaar gevangenisstraf veroordeeld
op beschuldiging van “vereniging en samenzwering tegen de nationale veiligheid”
en “verspreiding van propaganda tegen het regime.” Hij werd in februari 2017
vrijgelaten, maar een maand later opnieuw gearresteerd, en uiteindelijk opnieuw
vrijgelaten op 31 oktober 2017. Hij kreeg een hartaanval in de gevangenis, alsmede
long-, nier- en darmproblemen.
In maart 2017 arresteerden veiligheidstroepen van het IRGC Morad Saghafi, de uitgever
van het Goftegoo Magazine, dat zich op cultuur en sociale
wetenschappen richt. In een toespraak bij een seminar over lokale aangelegenheden
bekritiseerde Saghafi de “ongecontroleerde macht” van Iraanse functionarissen
en beschuldigde de plaatselijke autoriteiten ervan de stad Teheran op een
“corrupte en dictatoriale” manier te besturen. De Revolutionaire Garde arresteerde
ook zeven beheerders van 12 hervormingsgezinde kanalen van de populaire
Telegram-applicatie. Een maand later, in april 2017, blokkeerde de hoogste Iraanse
Openbare Aanklager Mohammad Jafar Montazeri Instagram omdat de
inlichtingendienst van het regime niet in staat was deze te monitoren. Mohammad
Jafar Montazeri verklaarde dat de social-media-applicatie Instagram Live, in
gebruik bij Iraniërs om informatie rond te sturen over de kandidaten en hun campagne,
geblokkeerd werd omdat de inlichtingendienst deze niet kon monitoren. In juni
gingen zes van de gevangenzittende beheerders in hongerstaking in de Evin-gevangenis
uit protest tegen hun voortgezette detentie zonder toegang tot een raadsman.
Alhoewel de Islamitische Republiek Iran het volle gewicht van haar macht
en bovendien intimidatie t.o.v. journalisten kan inzetten, reporters kan
bedreigen en populaire social-media-applicaties kan blokkeren, kan zij toch
niet de explosieve groei van social media of de massale omgang met smartphones
tegenhouden. Zoals Karim Sadjadpour van The
Atlantic schrijft, “in 2009 – toen naar
schatting 2 tot 3 miljoen Iraniërs in stilte in Teheran protesteerden –
bezaten minder dan 1 miljoen Iraniërs zo’n smartphone, en buiten Teheran nog
minder. Vandaag de dag bezitten waarschijnlijk een verbazingwekkende 48 miljoen Iraniërs smartphones,
die allemaal uitgerust zijn met social-media- en communicatie-apps.”
Men diene er zich van bewust te zijn dat het social-media-landschap vandaag
de dag hemelsbreed verschilt van dat van 2009, het jaar van Iran’s mislukte
Groene Revolutie, alleen al in aantallen deelnemers. Zo waren er bijvoorbeeld
in 2009 maandelijks gemiddeld ca. 350 miljoen actieve gebruikers van
Facebook. Nu heeft Facebook er meer dan 2 miljard. Alhoewel precieze cijfers
officieel niet beschikbaar zijn, had Twitter in 2009 wereldwijd 18 miljoen gebruikers.
Eind vorig jaar waren het er bijna 350 miljoen.
Bovendien hebben jonge Iraniërs zich massaal op andere social media en communicatie-platformen als
WhatsApp en Instagram gestort, wat het in zich gesloten, klerikale regime ertoe
bracht zijn inspanningen te verdubbelen om alles te kunnen blijven controleren.
In de afgelopen dagen hebben de autoriteiten in Iran nu Instagram geblokkeerd en
de berichtendienst Instagram. De CEO van Telegram verklaarde afgelopen zondag dat
Iran “de toegang blokkeert … voor het merendeel van de Iraniërs” nadat protesterenden
het populaire berichten-platform gebruikten om demonstraties te plannen en
bekend te maken.
Alhoewel de aandacht van een groot deel van de wereld nu gericht is op de
bruutheid van het regime en zijn harde optreden tegen de vrijheid van
meningsuiting samen met de afsluiting van de social media, is dit geen nieuwe ervaring
voor de Iraniërs. In juni maakte de Iraanse minister van communicatie en informatietechnologie Mahmoud Vaezi bekend dat zijn
ministerie zeven miljoen websites gefilterd had tijdens de eerste ambtstermijn
van de als “gematigd” opgehemelde president Hassan Rouhani.
Anders dan Barack Obama, die ervan afzag de Groene Revolutie van 2009
actief te ondersteunen, lijkt Donald Trump de zaak anders aan te pakken. Zoals
hij in zijn toespraak over zijn Iran-strategie in oktober 2017 zei:
Iran wordt beheerst door een fanatiek regime dat in
1979 de macht greep en een trots volk aan zijn extremistische regels onderwierp.
Dit radicale regime heeft de rijkdom van één van de oudste en levendigste naties
ter wereld vernietigd, en dood, verwoesting en chaos over de hele wereld
verspreid … We verklaren ons helemaal solidair met de al zo lang lijdende slachtoffers
van het Iraanse regime: te weten de Iraanse bevolking. De burgers van Iran hebben
een zware prijs betaald voor het geweld en het extremisme van hun leiders. Het Iraanse
volk smacht - en zij smachten ernaar de trotse geschiedenis van hun land, zijn
cultuur, zijn beschaving, zijn samenwerking met zijn buurlanden in eer te
herstellen.
Dit is een nobel doel, en, zoals in elke democratie het geval is, kan
dit niet bereikt worden zonder een sterke en vrije pers.
No comments:
Post a Comment