26 oktober 2017
De Speciale UNO-Rapporteur over de
situatie van mensenrechten in Iran sprak op 25 oktober de 72e
zitting van de Algemene Vergadering in New York toe om de troosteloze situatie van
de mensenrechten in Iran, zoals die bestaat sinds de machtsovername door het regime
in 1979, ter discussie te stellen.
Asma Jahangir, die de Algemene Vergadering
voor de eerste keer toesprak sinds haar aantreden in november 2016, presenteerde
een rapport over de eerste zes maanden van 2017, dat gebaseerd was op bronnen zowel
van binnen als van buiten Iran.
Terechtstellingen
Jahangir verklaarde dat ze bezorgd was
over het hoge aantal terechtstellingen in Iran. Op het moment heeft Iran het hoogste
aantal terechtstellingen per hoofd van de bevolking en is het een van de
weinige landen die nog steeds jeugdige delinquenten terechtstellen, een duidelijke
schending van de UNO-Charta voor de Rechten van het Kind.
Ze zei: “Ik ben bezorgd over het aantal
terechtstellingen in Iran. Rapporten geven aan dat sinds begin dit jaar 435
personen terechtgesteld zijn… Minstens vier jeugdige delinquenten werden
terechtgesteld, en van nog eens 86 is bekend dat ze in een dodencel zitten, en
vermoedelijk ligt het daadwerkelijke cijfer nog hoger. Ik maak van de
gelegenheid gebruik om mijn verzoek om een lijst van alle jeugdige delinquenten
in dodencellen te herhalen, en tegelijk ook mijn oproep aan de Iraanse autoriteiten
om acuut te stoppen met het ter dood veroordelen van kinderen, en zich in te
zetten voor een transparante herziening van alle doodvonnissen van kinderen,
dit in lijn met de internationale rechtsstandaarden m.b.t. jongeren.”
Jahangir sprak ook haar bezorgdheid uit
over het doodvonnis van de geestelijke leider Mohammad Ali Taheri wegens
zogenaamde aardse verdorvenheid, een erg vage beschuldiging die de mullahs gebruiken
op momenten dat iemand geen daadwerkelijke misdaad begaan heeft, maar die ze
hoe dan ook toch willen straffen.
Over Taheri’s proces wordt gemeld dat het
meerdere internationale normen heeft geschonden, waaronder de uitoefening van
dwang op getuigen. Jahangir oordeelde dat hij voor zijn overtuiging gepakt werd.
Zij verklaarde: “Ik roep op tot
onmiddellijke intrekking van de beschuldigingen tegen Taheri en tot zijn
onvoorwaardelijke vrijlating, en tot intrekking van alle beschuldigingen tegen
personen die op vreedzame wijze opgekomen zijn voor vrijheid van meningsuiting
of van religie.”
Wrede en ongewone bestraffing
Jahangir bracht ook het verontrustende
thema van martelingen, lijfstraffen en de ontzegging van medische zorg om
bekentenissen af te dwingen en mensen te straffen ter sprake, wat namelijk
allemaal indruist tegen de mensenrechten en internationale rechtsnormen.
En verder: “Ik stel met spijt vast dat
amputatie, blindmaken, zweepslagen en het gebruik van eenzame opsluiting regelmatig
toegepast wordt. Ik ben ook ernstig bezorgd over berichten over de ontzegging
van adequate noodzakelijke medische behandeling van gedetineerden, dit laatste
wederom als een vorm van bestraffing.”
Veel politieke gevangenen zijn in
hongerstaking gegaan uit protest tegen de ellendige omstandigheden waarin ze
vastgehouden worden en tegen het feit dat het regime hun de zo hard nodige
medische zorg onthoudt.
Gewetensbezwaarde gevangenen
M.b.t. de politieke gevangenen dient de routine
van een detentie van mensenrechtenverdedigers, journalisten, religieuze minderheden,
etnische minderheden en politieke ijveraars voor vrijheid van meningsuiting met
hun vreedzaam activisme te stoppen.
Tot en met juni 2017 werden niet minder
dan 26 journalisten/bloggers gearresteerd en/of veroordeeld bij het uitoefenen
van de persvrijheid. En nog veel meer van hen werden gehinderd en/of geïntimideerd
door het regime door o.a. ondervragingen en scherp toezicht.
Jahangir richtte zich zelfs tot het
personeel van de Perzische afdeling van de BBC-Wereldzender, dat eveneens door
het regime bedreigd werd, waarbij het o.a. te horen kreeg dat, indien ze hun
werk bij de BBC bleven doen, hun familieleden op de korrel zouden genomen
worden en dat hun banktegoeden bevroren zouden worden.
Ze zei: “Ze hebben mij stuk voor stuk om
privé-ontmoetingen verzocht uit angst voor consequenties als ze zouden
geïdentificeerd worden als informanten bij mijn onderzoek.”
Een verdere zorgwekkende trend is de gevangenzetting
van personen met dubbele nationaliteit, zoals de werknemer van een
liefdadigheidsorganisatie in Groot-Brittannië Nazanin Zaghari-Ratcliffe, die
ervan beschuldigd werd voor westerse landen te spioneren en die tot meerdere
jaren gevangenisstraf veroordeeld werd.
Het bloedbad van 1988
Deze vervolging van gewone Iraanse burgers
op grond van hun politieke opvattingen is geen recent fenomeen, maar zit in het
DNA van het Iraanse regime.
In 1988 slachtte het regime ruim 30.000
politieke gevangenen af in slechts enkele maanden tijd. Ze begroeven hun lijken
in massagraven, weigerden hun families te vertellen wat er gebeurd was en
probeerden hun “misdaad tegen de menselijkheid” voor de rest van de wereld te
verdoezelen.
Ondanks recente bevestigingen van de genocide
door hooggeplaatste leden van het regime is de internationale gemeenschap erg stil
gebleven, en dit stilzwijgen moet ophouden!
Jahangir verklaarde: “De families van de slachtoffers
hebben recht op hulp en schadeloosstelling en hebben ook het recht om de
waarheid rond deze gebeurtenissen te vernemen, en ook alles over het lot van deze
slachtoffers, zonder vrees voor represailles. Daarom herhaal ik hier mijn
oproep aan de regering om ervoor te zorgen dat een grondig en onafhankelijk
onderzoek naar deze gebeurtenissen wordt uitgevoerd.”
Rechten van vrouwen
Zoals u zich kunt indenken, worden vrouwen
in Iran stelselmatig onderdrukt door het Iraanse regime, of het nu gaat om de
kledingvoorschriften, het verbod van deelname door vrouwen aan sportwedstrijden,
het arresteren van mensen die feministische literatuur lezen en/of verspreiden,
de uitsluiting van vrouwen voor bepaalde beroepen of nog veel andere
vrouwvijandige zaken.
Jahangir zei: “Ik roep de regering op
deze kritische punten op te pakken, en ook juridisch actief te worden door de Conventie
ter Eliminatie van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen te ratificeren en alle
wetten en elk beleid ter discriminatie van vrouwen en meisjes te herzien.”
Jahangir sprak haar lof uit voor de
talrijke mensenrechtenverdedigers, die hun leven geriskeerd hebben om met haar
over de situatie in Iran te spreken.
Ze zei: “Ik heb voortdurend concrete
berichten over pesterijen, intimidaties en vervolgingen van mensenrechtenverdedigers
ontvangen. Zo wordt de alom geachte mensenrechtenverdediger Narges Mohammadi
nog altijd gevangen gehouden, enkel en alleen om haar engagement voor de mensenrechten.
Ik ben ook ernstig bezorgd over de berichten over aanvallen op vrouwelijke mensenrechtenverdedigers
in de vorm van juridische pesterijen, detentie en lastercampagnes.”
Zelfs personen die buiten Iran leven vrezen
represailles van de talrijke door het regime gesponsorde terroristische groepen
of zijn bang dat hun families in Iran doelwit zullen worden van de Iraanse Revolutionaire
Wachters (IRGC).