Monday, October 30, 2017

De Speciale UNO-Rapporteur spreekt over de troosteloze mensenrechtensituatie en over het bloedbad van 1988 in Iran



 26 oktober 2017 

 De Speciale UNO-Rapporteur over de situatie van mensenrechten in Iran sprak op 25 oktober de 72e zitting van de Algemene Vergadering in New York toe om de troosteloze situatie van de mensenrechten in Iran, zoals die bestaat sinds de machtsovername door het regime in 1979, ter discussie te stellen.
Asma Jahangir, die de Algemene Vergadering voor de eerste keer toesprak sinds haar aantreden in november 2016, presenteerde een rapport over de eerste zes maanden van 2017, dat gebaseerd was op bronnen zowel van binnen als van buiten Iran.
Terechtstellingen
Jahangir verklaarde dat ze bezorgd was over het hoge aantal terechtstellingen in Iran. Op het moment heeft Iran het hoogste aantal terechtstellingen per hoofd van de bevolking en is het een van de weinige landen die nog steeds jeugdige delinquenten terechtstellen, een duidelijke schending van de UNO-Charta voor de Rechten van het Kind.
Ze zei: “Ik ben bezorgd over het aantal terechtstellingen in Iran. Rapporten geven aan dat sinds begin dit jaar 435 personen terechtgesteld zijn… Minstens vier jeugdige delinquenten werden terechtgesteld, en van nog eens 86 is bekend dat ze in een dodencel zitten, en vermoedelijk ligt het daadwerkelijke cijfer nog hoger. Ik maak van de gelegenheid gebruik om mijn verzoek om een lijst van alle jeugdige delinquenten in dodencellen te herhalen, en tegelijk ook mijn oproep aan de Iraanse autoriteiten om acuut te stoppen met het ter dood veroordelen van kinderen, en zich in te zetten voor een transparante herziening van alle doodvonnissen van kinderen, dit in lijn met de internationale rechtsstandaarden m.b.t. jongeren.”
Jahangir sprak ook haar bezorgdheid uit over het doodvonnis van de geestelijke leider Mohammad Ali Taheri wegens zogenaamde aardse verdorvenheid, een erg vage beschuldiging die de mullahs gebruiken op momenten dat iemand geen daadwerkelijke misdaad begaan heeft, maar die ze hoe dan ook toch willen straffen.
Over Taheri’s proces wordt gemeld dat het meerdere internationale normen heeft geschonden, waaronder de uitoefening van dwang op getuigen. Jahangir oordeelde dat hij voor zijn overtuiging gepakt werd.
Zij verklaarde: “Ik roep op tot onmiddellijke intrekking van de beschuldigingen tegen Taheri en tot zijn onvoorwaardelijke vrijlating, en tot intrekking van alle beschuldigingen tegen personen die op vreedzame wijze opgekomen zijn voor vrijheid van meningsuiting of van religie.”
Wrede en ongewone bestraffing
Jahangir bracht ook het verontrustende thema van martelingen, lijfstraffen en de ontzegging van medische zorg om bekentenissen af te dwingen en mensen te straffen ter sprake, wat namelijk allemaal indruist tegen de mensenrechten en internationale rechtsnormen.
En verder: “Ik stel met spijt vast dat amputatie, blindmaken, zweepslagen en het gebruik van eenzame opsluiting regelmatig toegepast wordt. Ik ben ook ernstig bezorgd over berichten over de ontzegging van adequate noodzakelijke medische behandeling van gedetineerden, dit laatste wederom als een vorm van bestraffing.”
Veel politieke gevangenen zijn in hongerstaking gegaan uit protest tegen de ellendige omstandigheden waarin ze vastgehouden worden en tegen het feit dat het regime hun de zo hard nodige medische zorg onthoudt.
Gewetensbezwaarde gevangenen
M.b.t. de politieke gevangenen dient de routine van een detentie van mensenrechtenverdedigers, journalisten, religieuze minderheden, etnische minderheden en politieke ijveraars voor vrijheid van meningsuiting met hun vreedzaam activisme te stoppen.
Tot en met juni 2017 werden niet minder dan 26 journalisten/bloggers gearresteerd en/of veroordeeld bij het uitoefenen van de persvrijheid. En nog veel meer van hen werden gehinderd en/of geïntimideerd door het regime door o.a. ondervragingen en scherp toezicht.
Jahangir richtte zich zelfs tot het personeel van de Perzische afdeling van de BBC-Wereldzender, dat eveneens door het regime bedreigd werd, waarbij het o.a. te horen kreeg dat, indien ze hun werk bij de BBC bleven doen, hun familieleden op de korrel zouden genomen worden en dat hun banktegoeden bevroren zouden worden.
Ze zei: “Ze hebben mij stuk voor stuk om privé-ontmoetingen verzocht uit angst voor consequenties als ze zouden geïdentificeerd worden als informanten bij mijn onderzoek.”
Een verdere zorgwekkende trend is de gevangenzetting van personen met dubbele nationaliteit, zoals de werknemer van een liefdadigheidsorganisatie in Groot-Brittannië Nazanin Zaghari-Ratcliffe, die ervan beschuldigd werd voor westerse landen te spioneren en die tot meerdere jaren gevangenisstraf veroordeeld werd.
Het bloedbad van 1988
Deze vervolging van gewone Iraanse burgers op grond van hun politieke opvattingen is geen recent fenomeen, maar zit in het DNA van het Iraanse regime.
In 1988 slachtte het regime ruim 30.000 politieke gevangenen af in slechts enkele maanden tijd. Ze begroeven hun lijken in massagraven, weigerden hun families te vertellen wat er gebeurd was en probeerden hun “misdaad tegen de menselijkheid” voor de rest van de wereld te verdoezelen.
Ondanks recente bevestigingen van de genocide door hooggeplaatste leden van het regime is de internationale gemeenschap erg stil gebleven, en dit stilzwijgen moet ophouden!
Jahangir verklaarde: “De families van de slachtoffers hebben recht op hulp en schadeloosstelling en hebben ook het recht om de waarheid rond deze gebeurtenissen te vernemen, en ook alles over het lot van deze slachtoffers, zonder vrees voor represailles. Daarom herhaal ik hier mijn oproep aan de regering om ervoor te zorgen dat een grondig en onafhankelijk onderzoek naar deze gebeurtenissen wordt uitgevoerd.”
Rechten van vrouwen
Zoals u zich kunt indenken, worden vrouwen in Iran stelselmatig onderdrukt door het Iraanse regime, of het nu gaat om de kledingvoorschriften, het verbod van deelname door vrouwen aan sportwedstrijden, het arresteren van mensen die feministische literatuur lezen en/of verspreiden, de uitsluiting van vrouwen voor bepaalde beroepen of nog veel andere vrouwvijandige zaken.
Jahangir zei: “Ik roep de regering op deze kritische punten op te pakken, en ook juridisch actief te worden door de Conventie ter Eliminatie van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen te ratificeren en alle wetten en elk beleid ter discriminatie van vrouwen en meisjes te herzien.”
Jahangir sprak haar lof uit voor de talrijke mensenrechtenverdedigers, die hun leven geriskeerd hebben om met haar over de situatie in Iran te spreken.
Ze zei: “Ik heb voortdurend concrete berichten over pesterijen, intimidaties en vervolgingen van mensenrechtenverdedigers ontvangen. Zo wordt de alom geachte mensenrechtenverdediger Narges Mohammadi nog altijd gevangen gehouden, enkel en alleen om haar engagement voor de mensenrechten. Ik ben ook ernstig bezorgd over de berichten over aanvallen op vrouwelijke mensenrechtenverdedigers in de vorm van juridische pesterijen, detentie en lastercampagnes.”
Zelfs personen die buiten Iran leven vrezen represailles van de talrijke door het regime gesponsorde terroristische groepen of zijn bang dat hun families in Iran doelwit zullen worden van de Iraanse Revolutionaire Wachters (IRGC).

Friday, October 27, 2017

Iran: Een brief van een vrouwelijke politieke gevangene: Protest tegen IRGC is de reden voor mijn gevangenisstraf




 24 oktober 2017 

STFA - Golrokh Iraei, een vrouwelijke politieke gevangene in de vrouwenafdeling van de Evin- gGevangenis, schreef vorige week een brief als reactie op de overplaatsing van haar man, Arash Sadeqi, van de Evin-gevangenis naar de Rajaei-Shahr-gevangenis in Karaj.
In deze aan de Iraanse minister van buitenlandse zaken, Mohammad Javad Zarif, gerichte brief, nadat deze laatste gezegd had dat alle Iraniërs lid zijn van de Revolutionaire Wachters (IRGC), schreef Golrokh Iraei: “In tegenstelling tot deze visie ben ik, als een Iraanse die mijn hele leven gewijd heb aan de verbetering van de toestand in mijn land, niet alleen geen lid van IRGC, maar zit ik in de gevangenis vanwege mijn protest tegen de door de Revolutionaire Wachters in de samenleving geschapen atmosfeer van onderdrukking.
In haar brief spreekt Iraei over de ontbrekende onafhankelijkheid van de gevangenis- organisatie en over de onmenselijke behandeling van de politieke gevangenen door de gevangenisautoriteiten: “De kwalijke invloed van de gevangenisautoriteiten en hun vijandige houding tegenover de politieke gevangenen blijkt o.a. uit het feit dat medische gegevens van de gevangenen meestal na een korte periode uit hun dossier verdwijnen, waarbij dan hun ziektegeschiedenis helemaal gewist wordt.”
Zij beschouwt de overplaatsing van haar man als een willekeurige daad, begaan door het hoofd van de Evin-gevangenis, die daartoe persoonlijk ingegrepen heeft.
Iraei voegt eraan toe dat de hoofden van gevangenissen herhaaldelijk in de dossiers van politieke gevangenen duiken en op verschillende manieren het vreedzame en kalme leven van de politieke activisten op de afdeling verstoren.
Volgens deze politieke gevangene hoort beïnvloeding van politieke en gewetensbezwaarde gevangenen en samenwerking met de ondervragers en de juridische autoriteiten, alsmede  persoonlijke bemoeienis met het proces, met name als deze gevangenen hardnekkig bij hun overtuiging blijven, tot het instrumentarium.
Hier volgt een deel van haar brief:
“Mijn man, Arash Sadeghi, werd bovendien slachtoffer van de boosaardigheid van de autoriteiten in de Evin-gevangenis, en hij werd als een soort balling overgeplaatst omdat hij niet boog voor hun eisen en niet deed wat zij wilden.”
“De invloed van de gevangenisautoriteiten en de vijandige houding tegenover de politieke gevangenen gaat zover dat de door het ziekenhuis toegestuurde medische gegevens van politieke gevangenen in de regel uit hun medisch dossier verwijderd worden, waardoor hun ziektegeschiedenis compleet gewist wordt en de autoriteiten mogelijke behandelingen van gevangenen in ziekenhuizen tegenwerken en zelfs saboteren.”
“Het ontbreken van tijdige medische behandelingen leidt uiteindelijk tot chirurgische ingrepen en de verwijdering van organen.”
“Het budget van de Gevangenis-organisatie werd gereduceerd ten gevolge van de opname in de sanctielijst. Daarom wentelen ze hun financiële tekorten en behoeften af op de gevangenen. In plaats van op de verlangens van de gevangenen, zowel de gewone gevangenen als de politieke, in te gaan, zeggen ze: ‘We hebben geen middelen,’ en de liefdadigheidsdonaties aan de gevangenen worden in beslag genomen en gebruikt voor de persoonlijke behoeften van het gevangenispersoneel en voor bouwkundige (reparatie)maatregelen aan het gevangenisgebouw...”
Getekend: Golrokh Ebrahimi Iraei
Vrouwenafdeing van de Evin-gevangenis
22 oktober 2017
Golrokh Ebrahimi Iraei en haar man Arash sadeghi werden op 6 september 2014 gearresteerd en in mei 2015 tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld door Kamer 15 van de Revulutionaire Rechtbank van Teheran op beschuldiging van “belediging van de vromen en propaganda tegen het systeem”. Dit vonnis werd door Kamer 15 van het Hof van Beroep in hun afwezigheid bevestigd.
Ebrahimi Iraei werd op 24 oktober 2017 opnieuw gearresteerd door veiligheidsagenten,  plotseling en zonder schriftelijke bescheiden, en overgebracht naar de Evin-gevangenis om de straf van 6 jaar uit te zitten.
Ze werd ervan beschuldigd de middeleeuwse bestraffing in de vorm van ‘steniging’ bekritiseerd te hebben en een godslastering genoemd te hebben, dit alles volgens een ongepubliceerd verhaal. 

Andere beschuldigingen tegen haar betroffen het verwerpen van de hijab en van de gezichtssluier door het delen van foto’s van haar zonder hoofddoekje met haar man via  Facebook, verwerping van de sharia-wet m.b.t. Qesas (vergelding), het mede-ondertekenen van een petitie tegen de doodstraf, deelname aan bijeenkomsten ter ondersteuning van politieke gevangenen en ontmoetingen met politieke gevangenen.
Iraei, die eerder een ernstige ziekte onder de leden had gehad, ging de gevangenis in zonder een grondig medisch onderzoek en nu heeft ze dringend medische zorg.
Ze zit op het moment haar straf uit in de vrouwenafdeling van de Evin-gevangenis. Ter gelegenheid van het Nowruz (Nieuwjaar) werd haar straf van 60 naar 30 maanden verlaagd.

Saturday, October 21, 2017

Iran: Het bittere verhaal van het lijden van vrouwelijke gezinshoofden



17 oktober 2017

- Armoede onder Iraanse vrouwen is zo nijpend geworden dat staatsmedia en -functionarissen reeds spreken van de ‘vrouwelijke armoede’, een term die nu gemeengoed geworden is.
Bijna 40 jaar na de machtsovername door het huidige Iraanse regime is armoede onder de bevolking, ook bij vrouwen, nog steeds wijdverbreid, en in het bijzonder catastrofaal bij huishoudens met vrouwen als gezinshoofd.
De officiële krant Shargh beschreef in een artikel op 13 oktober de situatie in Kohgiluyeh en in de landelijke gebieden van de provincie Boyer-Ahmad, en vermeldde daarbij deels de ramp die zich aldaar onder het Iraanse regime aan het voltrekken is.
Hieronder volgt een deel van het krantenbericht:
Zyadi Pouramir, 45, leeft met haar twee zonen in erbarmelijke financiële omstandigheden. Haar man stierf vier jaar geleden op 85-jarige ten gevolge van een hartaanval.
Golshan Zaman, 40, heeft zeven kinderen. Haar man was visueel gehandicapt en daardoor arbeidsongeschikt, zodat Golshan als alleenstaande moeder voor de kinderen verantwoordelijk is.
Kobra Bidarkhoo is 29. Haar man beging drie jaar geleden zelfmoord, mede als gevolg van armoede-gerelateerde psychologische problemen. Kobra leeft nu alleen met haar zonen, met als enige bron van inkomsten hulp van een liefdadigheidsstichting en contante subsidie-uitkeringen.
Afsaneh Ghobadian is 28. Haar man werd vier jaar geleden bij etnische rellen gedood. Afsaneh woont nu met haar twee dochters in bij de ouders van haar overleden man.
Zaynab Doreh, 28, verloor haar man vier jaar geleden bij een verkeersongeluk. Samen met haar dochter, Shala, woont Zaynba nu in bij haar schoonouders.
Dit zijn slechts enkel korte beschrijvingen uit dit realistische artikel, maar daarachter zitten bij elk verhaal hele lotgevallen en analyses. Het verhaal van vrouwen en meisjes die als kind gedwongen uitgehuwelijkt werden en die in veel gevallen de zoveelste vrouw zijn van mannen die tientallen jaren ouder zijn.
Fatemeh Abedi, de fotograaf die door de landelijke gebieden van de provincies Kohgiluyeh en Boyer-Ahmade reisde om de situatie van vrouwen aldaar te documenteren, kreeg in die regio’s met veel vrouwelijke gezinshoofden te maken, een illustratie van hun bittere en pijnlijke leven, dat hij een paar dagen lang van dichtbij meemaakte.
De fotograaf vertelde dat veel meisjes in deze gebieden gedwongen worden op jonge leeftijd te trouwen op grond van de heersende armoede, culturele factoren en gebrek aan scholing.
Naast het verhaal van Zyadi Pouramir, die haar 85-jarige man op haar 45e verloor, herinnert Abedi zich ook een vrouw, die op haar 24e de vijfde vrouw van een andere 85-jarige man was.
Abedi vertelt dat veel van die overleden mannen in de landelijke gebieden van de provincies Kohgiluyeh en Boyer-Ahmad, waar hij enkele weken verbleven had, direct of indirect gestorven zijn wegens de heersende armoede, inclusief zelfmoorden, dan wel ten gevolge van verkeersongelukken op de miserabele wegen.
Zij vertelt het verhaal van Kobra Bidarkhoo, wier man zelfmoord beging, en meldt daarbij dat veel mannen besloten hebben een einde te maken aan hun leven ten gevolge van de economische druk en armoede, waarna ze hun vrouw onverzorgd achterlaten.
Volgens de fotograaf zijn er in de dorpen van het gebied minstens tien huishoudens, die in zorgwekkende omstandigheden leven, waarvan dan wederom drie of vier met een vrouwelijk gezinshoofd.
Volgens een recent onderzoek van het bureau voor strategische studies onder het gezag van de vice-president voor vrouwen- en gezinszaken zijn  “Discriminatie en ongelijkheid, gebrek aan banen en aan sociale zekerheid voor vrouwen zijn de drie voornaamste problemen waaronder vrouwen als gezinshoofd te lijden hebben, naast alle andere problemen zoals het gebrek aan vrijheid en aan het recht van keuzevrijheid, gebrek aan sociale waardigheid, armoede en sociale achterstelling.” (het officiële IRNA-nieuwsagentschap, 15 januari 2017)
En daarbij loopt het aantal vrouwen als gezinshoofd intussen in de miljoenen!
Volgens officiële cijfers en zoals Anushirvan Mohseni-Bandpay, hoofd van de Welzijnsorganisatie, nog eens bekendmaakt “zijn er 3.200.000 vrouwelijke gezinshoofden in het land.” (het officiële Mehr-nieuwsagentschap, 12 juli 2017)
En een parlementslid, Tayebeh Siavashi, verklaarde zelfs dat het aantal vrouwen als gezinshoofd schommelt, en op wel op vijf miljoen geschat dient te worden.” (het nieuwagentschap van het Parlement, 7 augustus 2017)
Volgens officiële cijfers is de leeftijd van deze vrouwen aan ‘t dalen, zodat Fahimeh Pirouzfar, directeur van de task force om de positie van vrouwen als gezinshoofd te versterken, verklaart dat “de gemiddelde leeftijd van vrouwelijke gezinshoofden in Teheran gedaald is van 50 naar 35-40.”
De meeste vrouwelijke gezinshoofden leven in stedelijke probleemwijken, zonder echte thuis of baan om in hun levensonderhoud te voorzien.
Als slachtoffers van de plundering en onderdrukking door het regime zitten deze vrouwen opgescheept met tal van problemen, zonder van enig hulpprogramma te kunnen profiteren, zodat 82 percent van hen werkloos is en geen inkomen heeft.
Daar ze geen andere optie hebben dan bij zwaar werk ingezet te worden, verliezen vrouwelijke gezinshoofden, met name in landelijke gebieden, al vlug een groot deel van hun vrouwelijkheid en aantrekkelijkheid.
Naast mogelijk betaald werk en huishoudelijk werk moeten zij het vee beheren en landbouwwerkzaamheden verrichten, dat bepaalt het leven van deze vrouwen.
Op grond van sociale normen weigeren vele van deze vrouwen te hertrouwen en blijven liever single, onafhankelijk van de manier waarop ze hun man verloren hebben. Veel van deze vrouwen lijden aan allerlei kwalen op hun middelbare leeftijd daar ze zich geen behandeling kunnen veroorloven wegens het ontbreken van sociale en medische ondersteuning.
Aan de andere kant wijst hun uiterlijk en hun gedrag op depressies, wat ook overgedragen wordt op hun dochters en zonen, en dat is de bittere erfenis van de armoede.
Veel vrouwelijke gezinshoofden hebben geen kinderen of partner en leven helemaal alleen. Volgens de cijfers van de volkstelling van 2016 bedraagt het aantal op zichzelf wonende vrouwelijke gezinshoofden 1.340.000, waarbij aangenomen wordt dat de helft van hen echt helemaal alleen woont en leeft.