Friday, October 13, 2017

De UNO heeft het morele en volkenrechtelijke gezag om een onderzoek in te stellen naar het bloedbad van 1988 onder politieke gevangenen in Iran



 06 oktober 2017 

Het onderzoek naar de “vuile oorlog” in Argentinië schiep het precedent voor een onderzoek naar de “Zomer van Bloed” in Iran, aldus de titel van een schokkend artikel van Ken Blackwell over twee van de verschrikkelijkste misdaden van de 20e eeuw in Argentinië en Iran, hieronder volgt de volledige tekst van in dit in ‘Town Hall’ grpubliceerde artikel van 06 oktober 2017.
In de jaren 1990 had mijn gewaardeerde collega Charlotte Ponticelli het privilege samen te mogen werken met Dr. Clyde Snow, een van ’s werelds meest vooraanstaande experts op het gebied van forensische antropologie, die een belangrijke rol gespeeld heeft bij de juridische verwerking in Argentinië, door de massagraven uit de tijd van ’s lands “vuile oorlog” bloot te leggen. Zijn activiteiten en onderzoek hielpen de waarheid boven tafel te krijgen van wat een ongelofelijk dodelijke reeks van misdaden geweest is, begaan in bijna tien jaar tijd. Het regime in Argentinië werd hiervoor verantwoordelijk gesteld, wat een waardevol precedent schiep en de betrokkenheid van de wereldgemeenschap demonstreerde om rechtvaardigheid en mensenrechten hoog te houden, wat tot op heden dient te gelden.
Nadat de Argentijnse presidente Isabel Perón in 1976 was afgezet nam een militaire junta de macht over door een dictatuur in te stellen en alle regeringsniveaus onder militaire controle te plaatsen. Gedurende het bewind van dit regime in de jaren ’70 en de vroege jaren ’80 begon de door Jorge Rafaél Videla geleide dictatuur jacht te maken op linkse politieke opponenten, waarbij tienduizenden in de gevangenis geworpen werden vanwege hun politieke overtuiging.
Na verloop van tijd werd de publieke opinie zich meer bewust van de begane mensenrechtenschendingen, en in 1979 beschuldigde Amnesty International de militaire regering van Videla van de verdwijning van 15.000 tot 20.000 Argentijnse burgers.
Aanvankelijk werd geen informatie verstrekt over de verblijfplaats van de gevangenen. Het werk van Snow in Argentinië na de val van het junta-regime veranderde dit compleet, doordat forensische wetenschappers uitgenodigd werden om de tijdens de “vuile oorlog” begane wreedheden te onderzoeken. Dr. Snow vormde een groep Argentijnse studenten als helpers bij zijn onderzoek. Hij liet zijn team ongemarkeerde graven systematisch opgraven en daarbij zorgvuldig alle gevonden resten en bewijzen inventariseren en conserveren. Snows bevindingen brachten zekerheid voor de families van de slachtoffers, die voorheen totaal niets afwisten van het lot van hun verwanten. Zijn getuigenverklaringen en aangevoerde bewijzen in de rechtbank leidden tot de veroordeling van verschillende leden van de junta-dictatuur. Ook heden gaat het op basis van Snows onderzoek gevormde Argentijns Forensisch Antropologie-team door met zijn methoden om mensenrechtenschendingen te onderzoeken.
Op vergelijkbare wijze werd gedurende de Iraanse “zomer van bloed” de fatwa van Ayatollah Ruhollah Khomeini om linksgzinden en leden van de voornaamste oppositie terecht te stellen met dodelijke efficiëntie uitgevoerd. In een periode van amper vijf maanden stelden de ter uitvoering van het bevel opgerichte “doodscomités” duizenden politieke gevangenen terecht, en dat na “rechtszittingen” van slechts enkele minuten. In totaal werden bijna 30.000 Iraanse burgers terechtgesteld als onderdeel van de campagne van het regime om de oppositie te vernietigen.
Sinds 1988 heeft het Iraanse regime er alles aan gedaan om deze verschrikkingen te verdoezelen; zo bleven de locaties van de massagraven lange tijd praktisch onbekend en het publiek werd weggehouden van de toch ontdekte plaatsen. Vorig jaar echter dook een geluidsband op van Ayatollah Hossein-Ali Montazeri, in 1988 de beoogde opvolger van Khomeini, die op een bijeenkomst van hooggeplaatste functionarissen het bloedbad veroordeelde, waardoor het voor het regime onmogelijk werd nog verder het bloedbad te ontkennen. Op die opname uit augustus 1988 verklaart Montazeri dat het bloedbad “de grootste misdaad van de Islamitische Republiek” was en dat de "massaterechtstellingen zonder proces, met name van gevangenen en gearresteerden …, uiteindelijk toch aan het licht zullen komen en dat de wereld ons daarvoor zal veroordelen.” Het feit dat leidende functionarissen van het regime — die nog allemaal in functie zijn — op die bijeenkomst aanwezig waren, bewijst hun directe schuld voor deze afschuwelijke misdaden.
De overeenkomsten tussen deze twee wreedheden — de Argentijnse “vuile oorlog” en de Iraanse “Zomer van Bloed” — zijn overduidelijk. Zowel het Argentijnse als het Iraanse regime probeerde op ongelooflijk dodelijke manieren hun politieke opponenten de mond te snoeren, waardoor in beide gevallen tienduizenden linkse oppositieleden op gewelddadige wijze omgebracht werden. Er vielen eigenlijk onder het Iraanse regime nog meer doden dan in Argentinië. De bij deze gewelddadige campagne gedode burgers werden in ongemarkeerde massagraven begraven, zonder nadere informatie aan de families van de slachtoffers. De twee bloedbaden vertonen nog meer overeenkomsten, in zoverre dat beide regeringen probeerden hun misdaden te verdoezelen — terwijl de Argentijnse junta guerrilla-aanvallen als rechtvaardiging voor hun “oorlog” aanvoerden, ontkende het Iraanse regime gewoonweg het gebeurde en verwijderde het uit de geschiedschrijving.
Leden van de “doodscomités” uit 1988 zijn tot op heden hoge regeringsfunctionarissen gebleven, waaronder de huidige minister van justitie, Alireza Avayi. Iran gebruikt nog steeds openbare terechtstellingen als een middel om politieke en religieuze gevangenen te straffen, en staat wereldwijd op de eerste plaats per hoofd van de bevolking op het gebied van terechtstellingen, en daarbij ook nog als enig land ter wereld dat minderjarigen terechtstelt.
Als mensenrechtenadvocaat en gewezen rechter aan de UNO-Rechtbank voor Oorlogsmisdaden wijst Geoffrey Robertson erop dat de internationale misdaden van Iran de Genocide-Conventie van 1948 schenden, waarvan Iran lid is. Dit feit alleen al impliceert de plicht om door het regime begane wreedheden te onderzoeken, een gebeurtenis die hij “de grootste van staatswege gepleegde moord op politieke gevangenen sinds de Bataan Dodenmars uit 1942” noemt
Net zoals Dr. Snow ervoor gezorgd heeft dat de leden van de Argentijnse junta in de jaren ’80 van de vorige eeuw verantwoordelijk werden gesteld, moet nu ook voor Iran hetzelfde gebeuren.
De families van de slachtoffers in Iran verdienen opheldering en rechtvaardigheid, wat niet kan bereikt worden zonder een officieel onderzoek naar de door het regime aan de dag gelegde brutaliteit. De vorming van een onderzoekscommissie naar de misdaden van de Iraanse regering zou een bevestiging zijn van het Argentijnse precedent van de overwinning van recht en mensenrechten, en zou de wereld duidelijk maken dat degenen die het internationale recht op een dergelijk grote schaal schenden, verantwoordelijk zullen gesteld worden voor hun daden.
Als de hoogste internationale autoriteit belast met het doen eerbiedigen van de mensenrechten heeft de Algemene Vergadering van de UNO zowel het morele als ook het juridische gezag om een dergelijk onderzoek in te stellen.

No comments:

Post a Comment