Zondag, 03 september
2017
In een krachtige demonstratie in Den Haag op zaterdag, 2
september, hebben Iraanse gemeenschappen in Nederland, Nederlandse personaliteiten
en internationale juristen de Nederlandse regering opgeroepen het voortouw te
nemen bij de oprichting van een onafhankelijke commissie ter onderzoeking van
de massa-terechtstellingen van 30.000 politieke gevangenen in Iran in 1988 en de
verantwoordelijken hiervoor te berechten.De protesterenden, waaronder veel verwanten van de slachtoffers, benadrukten dat nu de tijd gekomen is om een einde te maken aan de straffeloosheid voor de betrokken Iraanse functionarissen, alsmede voor hen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen in het land.
De indrukwekkende en kleurrijke demonstratie
van een paar uur lang bestond o.a. uit straattoneel en tentoonstellingen.
Het Iraanse regime executeerde meer
dan 30.000 politieke gevangenen; het merendeel van hen waren activisten van de
belangrijkste Iraanse oppositie tegen een uitdrukkelijke fatwa van Khomeini in juli
1988. De slachtoffers werden in geheime massagraven begraven. Het bloedbad van
1988 werd later door de intussen overleden oorspronkelijke aanhanger van
Ruhollah Khomeini, de grondlegger van het the regime, Hossein-Ali Montazeri omschreven
als de ergste misdaad in de geschiedenis van de Islamitische Republiek.
De protesterenden betuigden hun solidariteit
met de ongeveer 20 politieke gevangenen, die sinds 30 juli in hongerstaking zijn
in de Gohardasht-gevangenis in Karaj (ten westen van Teheran) uit protest tegen
hun onmenselijke leefomstandigheden en de repressieve maatregelen tegen politieke
gevangenen.
Op 31 augustus spraken drie Speciale
Verslaggevers van de UNO, met name mevr. Asma Jahangir, de Speciale
Verslaggever voor de mensenrechtensituatie in Iran, hun bezorgdheid uit over de
leefomstandigheden van de politieke gevangenen in hongerstaking. Velen van de
hongerstakende gevangenen verkeren in kritieke lichamelijke toestand.
Deelnemers en sprekers drongen er
bij de Nederlandse regering en de EU op aan deze zaak op de agenda te zetten
van de komende zitting van de Algemene Vergadering van de UNO die gepland staat
in deze maand september.
De gekozen president van het
Iraanse verzet verklaarde in een boodschap aan de demonstratie: “De EU-lidstaten
en de Verenigde Staten hebben jarenlang met de mullahs gecollaboreerd en hen
geholpen hun misdaden tegen de menselijkheid te verdoezelen. Ik roep de
Europese bevolking op vragen te stellen aan hun regeringen m.b.t. hun
voortgaande betrekkingen met een regime dat gebaseerd is op genocide. Nu zijn
de leugens van de mullahs aan het licht gekomen. Alsof het bloedbad onder politieke
gevangenen en alle 120.000 terechtgestelde martelaren weer als getuigen zijn opgestaan. We dringen
er bij de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de UNO op aan een onafhankelijke
onderzoekscommissie in te stellen die het bloedbad van 1988 moet onderzoeken”.
Taher Boumedra, de gewezen directeur
van het Bureau voor mensenrechten van de Verenigde Naties in Irak, richtte zich
tot de demonstratie: “Wijdverspreide willekeurige arrestaties van politieke en mensenrechtenactivisten,
universiteitsstudenten en vrouwen, van leden van etnische en religieuze minderheden
zijn in de afgelopen drie decennia onverminderd doorgegaan. Meer dan 120.000 politieke
activisten werden terechtgesteld. Alleen al in de zomer van 1988 werden meer
dan 30.000 politieke gevangenen terechtgesteld wegens hun geloof in een vrij en
democratisch systeem. Amnesty International noemde het een misdaad tegen de
menselijkheid.
“Deze onmenselijke situatie moet nu door de Verenigde Naties bekeken worden door een onderzoekscommissie in te stellen om de schuldigen te kunnen berechten. De UNO-Veiligheidsraad zou allen die betrokken zijn geweest bij deze misdaden voor nader onderzoek en vervolging moeten overdragen aan het Internationale Gerechtshof,” aldus Boumedra.
“Deze onmenselijke situatie moet nu door de Verenigde Naties bekeken worden door een onderzoekscommissie in te stellen om de schuldigen te kunnen berechten. De UNO-Veiligheidsraad zou allen die betrokken zijn geweest bij deze misdaden voor nader onderzoek en vervolging moeten overdragen aan het Internationale Gerechtshof,” aldus Boumedra.
Het klerikale regime heeft 28 jaar
lang geprobeerd deze zaak buiten de internationale aandacht te houden. Maar
sinds vorig jaar is het bloedbad van 1988 een publiek thema geworden in Iran, en
wel zodanig dat op 4 juni Ali Khamenei, de opperste leider van het regime, voor
deze trend waarschuwde en het een bedreiging voor het regime als geheel noemde.
No comments:
Post a Comment