Monday, September 18, 2017

Treffend straattoneel en tentoonstelling beeldde de beroerde toestand van de mensenrechten in Iran 16 september 2017




Iraniërs en sympathisanten van het Iraanse verzet speelden op vrijdag, 15 september, een treffend straattoneel en hadden foto’s bij zich van de miserabele toestand van de mensenrechten in Iran in een demonstratie tegenover het Paleis der Naties, het Europese hoofdkwartier van de Verenigde Naties in Genève.

De tentoonstelling belichtte de afslachting van 30.000 Iraniërs in de zomer van 1988 op basis van een fatwa uitgevaardigd door Ruhollah Khomeini, de grondlegger van de Islamitische Republiek.
De tentoonstelling en het straattoneel omvatte o.a. een 14 meter lange muur met foto’s van duizenden slachtoffers van het bloedbad uit 1988. Een muur die opgebouwd was tegenover het Europese hoofdkwartier van de UNO waarbij honderden schoenen, versierd met bloemen, de schoenen van de slachtoffers symboliseerden na hun executie, het grote plein vóór het UNO-gebouw bedekkend.
De Iraanse oppositie, mensenrechtenorganisaties en juristen hebben de UNO gevraagd een onafhankelijk internationaal onderzoek naar het bloedbad uit 1988 in te stellen. Een onderzoek dat er tot nu toe nog nooit geweest is. Een bloedbad dat volgens talrijke juridische deskundigen een van de grootste misdaden tegen de menselijkheid sinds de Tweede Wereldoorlog geweest is.
De manifestanten verkondigden dat een dergelijk onafhankelijk onderzoek door de UNO na zoveel tijd meer dan nodig is, waarbij ze het embleem van de Iraanse oppositie en de Iraanse vlag droegen.
Een aantal overlevenden en verwanten van de slachtoffers namen deel aan de enkele uren durende uitbeelding en tentoonstelling.
Na een 28 jaar durend stilzwijgen noemde Asma Jahangir, de Speciale UNO-Verslaggever over de Situatie van de Mensenrechten in Iran in haar rapport aan de UNO-Secretaris-Generaal van september 2017 het bloedbad en vermeldde daarbij dat enkele van de oudere Iraanse nog in functie zijnde functionarissen bij dit bloedbad betrokken waren.
Tussen juli en augustus 1988 werden duizenden politieke gevangenen, zowel mannen als vrouwen en teenagers, volgens de berichten ter dood gebracht op grond van een door de toenmalige Opperste Leider, Ayatollah Khomeini, uitgevaardigde fatwa. Naar verluidt werd er een uit drie personen bestaande commissie ingesteld die bepaalde wie er terechtgesteld moest worden. De lichamen van de slachtoffers werden in anonieme graven begraven en hun families werden nooit over hun lot geïnformeerd. Deze gebeurtenissen, bekend staand als het bloedbad van 1988, is nooit officieel bevestigd,” schreef de UNO-Verslaggever.

No comments:

Post a Comment