Iraniërs en sympathisanten
van het Iraanse verzet speelden op vrijdag, 15 september, een treffend
straattoneel en hadden foto’s bij zich van de miserabele toestand van de mensenrechten
in Iran in een demonstratie tegenover het Paleis der Naties, het Europese
hoofdkwartier van de Verenigde Naties in Genève.
De tentoonstelling
belichtte de afslachting van 30.000 Iraniërs in de zomer van 1988 op basis van
een fatwa uitgevaardigd door Ruhollah Khomeini, de grondlegger van de Islamitische
Republiek.
De tentoonstelling
en het straattoneel omvatte o.a. een 14 meter lange muur met foto’s van
duizenden slachtoffers van het bloedbad uit 1988. Een muur die opgebouwd was
tegenover het Europese hoofdkwartier van de UNO waarbij honderden schoenen, versierd
met bloemen, de schoenen van de slachtoffers symboliseerden na hun executie, het
grote plein vóór het UNO-gebouw bedekkend.
De Iraanse
oppositie, mensenrechtenorganisaties en juristen hebben de UNO gevraagd een
onafhankelijk internationaal onderzoek naar het bloedbad uit 1988 in te stellen.
Een onderzoek dat er tot nu toe nog nooit geweest is. Een bloedbad dat volgens
talrijke juridische deskundigen een van de grootste misdaden tegen de
menselijkheid sinds de Tweede Wereldoorlog geweest is.
De manifestanten
verkondigden dat een dergelijk onafhankelijk onderzoek door de UNO na zoveel
tijd meer dan nodig is, waarbij ze het embleem van de Iraanse oppositie en de Iraanse
vlag droegen.
Een aantal
overlevenden en verwanten van de slachtoffers namen deel aan de enkele uren
durende uitbeelding en tentoonstelling.
Na een 28 jaar
durend stilzwijgen noemde Asma Jahangir, de Speciale UNO-Verslaggever over de Situatie
van de Mensenrechten in Iran in haar rapport aan de UNO-Secretaris-Generaal van
september 2017 het bloedbad en vermeldde daarbij dat enkele van de oudere Iraanse
nog in functie zijnde functionarissen bij dit bloedbad betrokken waren.
Tussen juli
en augustus 1988 werden duizenden politieke gevangenen, zowel mannen als vrouwen
en teenagers, volgens de berichten ter dood gebracht op grond van een door de
toenmalige Opperste Leider, Ayatollah Khomeini, uitgevaardigde fatwa. Naar
verluidt werd er een uit drie personen bestaande commissie ingesteld die
bepaalde wie er terechtgesteld moest worden. De lichamen van de slachtoffers
werden in anonieme graven begraven en hun families werden nooit over hun lot
geïnformeerd. Deze gebeurtenissen, bekend staand als het bloedbad van 1988, is
nooit officieel bevestigd,” schreef de UNO-Verslaggever.
No comments:
Post a Comment