Dinsdag, 4 oktober
2016
UNO-Secretaris-Generaal Ban Ki-moon presenteerde
in september 2016 zijn nieuwste rapport over de “Situatie van de mensenrechten
in de Islamitische Republiek Iran” aan de Algemene Vergadering van de UNO, met
bijzondere aandacht voor door het regime begane schendingen. Het rapport ‘A/71/374’ meldde:
Sinds de publicatie van het vorige rapport van de Secretaris-Generaal gericht aan de Raad voor Mensenrechten zijn schendingen van mensenrechten (A/HRC/31/26) op alarmerende wijze doorgegaan. Meer in het bijzonder vond er een aanzienlijk aantal terechtstellingen plaats, waaronder van personen die nog minderjarig waren ten tijde van het vermeende misdrijf; lijfstraffen, inclusief zweepslagen, werden nog steeds toegediend; de behandeling van journalisten en verdedigers van mensenrechten bleven een bron van zorg, zoals door verschillende mensenrechtenorganisaties geuit; en religieuze en etnische minderheden bleven aan vervolging blootstaan.
Op 19 oktober 2015 uitte de Secretaris-Generaal zijn ernstige bezorgdheid over het alarmerende aantal terechtstellingen in de Islamitische Republiek Iran. Hij herhaalde zijn oproep aan de regering om een moratorium op terechtstellingen in te stellen in afwachting van de afschaffing van de doodstraf. Deze oproep werd bij verschillende gelegenheden herhaald door de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties en op speciale zittingen van de Raad voor Mensenrechten. De Secretaris-Generaal betreurde het dat de regering geen enkele maatregel heeft getroffen om terechtstellingen te stoppen en een moratorium op de doodstraf in te stellen.
Er bleven berichten binnenkomen over terechtstellingen met de strop van vrouwen en buitenlanders. Tussen januari 2015 en juni 2016 werden minstens 15 vrouwen terechtgesteld, wegens drugsgerelateerde misdrijven en moord, en minstens 20 buitenlanders (hoofdzakelijk uit Afghanistan), terwijl er nog meer dan 1.200 in de dodencellen zitten (zie A/70/304).
Meer dan 50 terechtstellingen werden in 2015 in het openbaar uitgevoerd en minstens 10 in de eerste helft van 2016.
Het rapport meldde ook de terechtstelling van minderjarigen in Iran:
In zijn rapport voor de 31e zitting van de Raad voor Mensenrechten meldde de Speciale Verslaggever over de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran de terechtstelling van minstens 73 jeugdige delinquenten tussen 2005 en 2015 (A/HRC/31/69). Hij tekende daarbij ook aan dat vanaf maart 2016 minstens 160 jeugdige delinquenten in dodencellen zitten.
Zich richtend op het gebruik van draconische martelingen van politieke gevangenen door het regime voegde de UNO-Secretaris-Generaal eraan toe:
De Secretaris-Generaal is bezorgd over de niet aflatende trend om met folteringen te dreigen of om deze toe te passen om geforceerde bekentenissen of anderssoortige zelfbeschuldigingen af te dwingen van gevangenen of van door politie vastgehouden personen, in het bijzonder van om politieke redenen gearresteerden. Dergelijke bekentenissen worden in rechtszaken vaak als bewijzen toegelaten.
De staat van de gevangenissen in de Islamitische Republiek Iran blijft een bron van grote zorg, wegens de massale overbevolking en de hoge aantallen opsluitingen. … Een uiterst beperkte leefruimte per gevangene, slechte voedselkwaliteit, een onvoldoende aantal toiletten en douches en een inadequaat verwarmingssysteem komen praktisch overal voor in detentiecentra.
Het rapport stelde verder het gebrek aan adequate gezondheidsvoorzieningen voor Iraanse politieke gevangenen aan de kaak:
Mensen die beroofd zijn van hun vrijheid, vooral politieke gevangenen, wordt slechts beperkt toegang tot gezondheidszorg verleend. In veel gevallen wordt hun een medische behandeling ontzegd als een vorm van bestraffing, en dat in een mate die neerkomt op zware mishandeling. Op 27 april 2016 sprak een groep Speciale Verslaggevers publiekelijk zijn zorg uit over de situatie van ruim tien politieke gevangenen in levensgevaar wegens hun verslechterende gezondheidstoestand en de hardnekkige weigering van de autoriteiten om een medische behandeling te verstrekken.
Het gebruik van zweepslagen blijft een bron van ernstige zorg. Het Islamitische Strafwetboek, dat in 2013 werd ingevoerd, voorziet in zweepslagen als bestraffing voor belediging van de profeten, sodomie, verkrachting, overspel en alcoholconsumptie. Er zijn berichten dat deze bestraffing ook werd toegepast bij het niet-vasten, het niet-eerbiedigen van de islamitische kledingvoorschriften, deelname aan protesten, het organiseren van gemengde party’s en het geven van een hand aan een aan de UNO verbonden persoon van het andere geslacht.
Het Comité tegen Martelingen, het Mensenrechtencomité en speciale gemachtigden hebben herhaaldelijk hun zorgen uitgesproken over de inzet van zweepslagen, meer bepaald bij vrouwen, en riepen op tot de afschaffing daarvan.
Het rapport wees er ook op dat het Iraanse regime nog steeds stenigingen als vonnis hanteert:
Op 20 januari 2016 sprak in een gezamenlijk communiqué een groep van speciale gemachtigden zijn zorgen uit over de dreigende terechtstelling door steniging van Fariba Khalegi, die in november 2013 gearresteerd werd op verdenking van betrokkenheid bij de moord op haar man.
De mensenrechtenorganisaties van de Verenigde Naties zijn van mening dat een terechtstelling door steniging een vorm van marteling is of in ieder geval een wrede vorm van bestraffing. Het Mensenrechtencomité heeft tegelijk geconcludeerd dat steniging wegens overspel een bestraffing is die in geen verhouding staat tot de ernst van het misdrijf.
M.b.t. het gebrek aan vrijheid van meningsuiting in Iran staat in het rapport:
De Secretaris-Generaal is in het bijzonder bezorgd om het voortdurende voorkomen van willekeurige arrestaties en veroordelingen journalisten en online-activisten. Volgens het Comité ter bescherming van journalisten kent de Islamitische Republiek Iran het op twee na hoogste aantal gevangengezette journalisten ter wereld.
De Secretaris-Generaal betreurt de toenemende vervolging van social-media-activisten. In mei 2016 arresteerden de autoriteiten minstens acht Instagram-gebruikers, waarvan de meeste toonaangevende models in de Iraanse kledingindustrie waren, wegens “ on-islamitische handelingen” en “bevordering van de westerse promiscuïteit”.
Een Iraans cybercrime-bewakingsprogramma met de naam “Operation Spider 2”, dat social- media-gebruikers controleert, heeft tot nu toe geleid tot de arrestatie en gevangenzetting van verschillende internet-gebruikers op beschuldigingen als “belediging van de islam”, “publicatie van immoreel en corrupt materiaal” en “aanmoediging van personen tot immorele handelingen”.
De meest recente directieve van de Iraanse Opperste Raad voor Cyberspace van mei 2016 stelt de inzet van social-messaging-applicaties ter opslag van gebruikersdata op Iraanse servers verplicht. Deze directieve geeft de autoriteiten toegang tot de 20 miljoen Iraanse accounts die met de Telegram-messaging-applicatie verbonden zijn, waardoor de toch al strenge censuur op het internet-verkeer nog verscherpt wordt. Telegram, dat meer dan 50 procent van het internet-verkeer in het land uitmaakt, heeft met beperkingen te maken waarbij meer dan 50 kanalen met publieke berichten geblokkeerd werden nadat autoriteiten geklaagd hadden over de aanwezigheid van pornografische inhouden. En daarbij blijft ook voor de toekomst de machtiging tot blokkades.
Facebook en Twitter bleven helemaal geblokkeerd voor particuliere gebruikers, en de autoriteiten bannen willekeurig inhouden uit, met als rechtvaardiging de bescherming van gezinnen en van de islamitische cultuur.
En vluchtelingen blijven geconfronteerd met ongelijkheid, discriminatie en slechte behandeling. Alleen vluchtelingen met een werkvergunning van het Amayesh-systeem mogen werken. Er blijven veel belemmeringen voor huwelijken tussen Iraniërs en statenloze vluchtelingen, waarbij vrouwen hun burgerschap niet kunnen doorgeven aan hun kinderen en hun niet-Iraanse echtgenoten. Buitenechtelijke kinderen kunnen geen geboortebewijs of reisdocument krijgen en zijn automatisch uitgesloten van een functie in overheidsdienst.
De meerderheid van de provincies hebben residentiële beperkingen voor vluchtelingen opgelegd. In juli 2016 waarschuwden de autoriteiten in de Yazd-Provincie burgers om geen huis te verhuren aan niet-Iraniërs, in het bijzonder niet aan Afghaanse vluchtelingen, en beval hen dergelijke bewoners binnen de 15 dagen op straat te zetten.
De afgedwongen deportatie van vluchtelingen blijft zorgwekkend. Tussen maart 2014 en maart 2015 werden 216.923 personen, waaronder 1.772 kinderen, met geweld de Islamitische Republiek Iran uitgezet. Vijfenvijftig procent van deze kinderen hadden alleen gereisd. In de meeste gevallen kregen de vluchtelingen geen uitwijzingspapieren bij hun gedwongen uitzetting, deze wel met achterlating van hun bezittingen. Afghaanse gedeporteerden leven vaak onder ellendige omstandigheden in overbevolkte detentiecentra, met gebrek aan drinkwater, en zijn vaak het slachtoffer van slechte behandeling, fysiek misbruik, uitbuiting en overlast.
De Speciale Verslaggever voor de situatie van mensenrechtenactivisten sprak zijn ernstige zorgen uit over de voortdurende willekeurige arrestaties, detentie en vervolging van mensenrechtenactivisten als een poging om deze ervan te weerhouden legitieme en vreedzame mensenrechtenactiviteiten te ontplooien … . Mensenrechtenactivisten en advocaten staan regelmatig bloot aan mishandelingen, inclusief langdurige eenzame opsluiting, vernederende omstandigheden tijdens de detentie, psychologische en fysieke martelingen en de ontzegging van dringende medische behandeling. Zij werden vaak veroordeeld op grond van twijfelachtige beschuldigingen en kregen buitensporige gevangenisstraffen bij processen die niet voldoen aan de meest basale procesrechtsbepalingen volgens het internationale mensenrecht.
De veroordelingen van mensenrechtenactivisten illustreren de steeds verder afnemende speelruimte voor verdedigers van mensenrechten en andere geëngageerde burgers. De Secretaris-Generaal dringt er bij de autoriteiten op aan om te stoppen met de vervolging van mensenrechtenactivisten en andere geëngageerde burgers die op vreedzame wijze gebruik willen maken van hun fundamentele vrijheden en om ruimte te scheppen voor deze burgers om dit essentiële werk van hen op een vrije en veilige manier te kunnen doen.
De UNO- Secretaris-Generaal wees verder op de erg slechte situatie van vrouwen in Iran onder het mullah-regime:
Schendingen van de vrijheid van beweging en van meningsuiting en van het recht op gezondheid en werk treffen vooral vrouwen, zoals de praktijk van het minderjarige huwelijk, het doden in de naam van eer en verminking van de vrouwelijke genitaliën. Volgens berichten ondergaan 60 procent van de vrouwen in de Islamitische Republiek Iran huiselijk geweld (zie A/HRC/31/69). Volgens de Global Gender Gap Rapport 2015 is 21 procent van de Iraanse 19-jarige vrouwen gehuwd.
Het Burgerlijk Wetboek eist van de vrouwen om onderdanig aan de man te zijn en specificeert daarbij dat ze hun rechten, inclusief levensonderhoud, kunnen verliezen, indien zij niet aan de seksuele behoeften van hun echtgenoot voldoen.
Oudere regeringsleiders hebben steeds weer opmerkingen gemaakt die de traditionele culturele rol voor vrouwen versterken. Bij verschillende gelegenheden heeft de Opperste Leider de rol van vrouwen in de maatschappij becommentarieerd en benadrukt dat de grootste verantwoordelijkheid van vrouwen erin bestaat kinderen te baren en dat vrouwenarbeid geen primaire zorg van het land hoort te zijn. Deze wijdverbreide houding weerspiegelt zich ook in de slechts ongeveer 17 procent van vrouwen tussen 15 en 64 jaar die op de arbeidsmarkt actief is.
Het rapport beschrijft ook de slechte behandeling door het regime van leden van religieuze en etnische minderheden:
De speciale gemachtigden en verdragsorganisaties wezen op de Baha’i als de meest streng vervolgde religieuze minderheid in de Islamitische Republiek Iran, waarvan de leden onderworpen zijn aan verschillende vormen van discriminatie die het gebruik van hun economische, sociale en culturele rechten ernstig belemmeren.
In de Islamitische Republiek Iran is de toegankelijkheid tot onderwijs aan universiteiten en niet-gouvernementele onderwijsinstellingen afhankelijk van iemands religie.
Discriminatie en vervolging van andere minderheidsgroepen bestaan eveneens. Etnische minderheidsgroepen, waaronder Arabieren, Azeri’s, Baluchen en Koerden, lijden onder discriminatie bij de toegankelijkheid tot universitaire studies, arbeidsplaatsen, ondernemerserkenningen en economische ondersteuning, bij het verkrijgen van de goedkeuring om boeken te publiceren en bij de uitoefening van hun burgerlijke en politieke rechten. … De regering discrimineert bovendien de Azeri’s door het gebruik van het Azeri als taal op scholen te verbieden en door Azeri’s steeds weer lastig te vallen.
Gezien de ernstige mensenrechtensituatie in het land is de Secretaris-Generaal teleurgesteld dat het lopende UNO-Ontwikkelingskader voor de periode 2017-2021 niet naar de mensenrechten en de gelijkheid der seksen verwijst.
In zijn aanbevelingen verklaarde Secretaris Ban:
De Secretaris-Generaal blijft diep bezorgd door rapporten over terechtstellingen, afranselingen, willekeurige arrestaties en opsluitingen, unfaire processen, ontzegging van de toegang tot medische zorg en mogelijke folteringen en mishandelingen. Hij is eveneens bezorgd over beperkingen van de burgerlijke vrijheden en de vervolging van burgeractivisten, het voortbestaan van discriminatie van vrouwen en minderheden en van de omstandigheden in de gevangenissen.
De Secretaris-Generaal herhaalt zijn oproep aan de regering om een moratorium in te stellen bij de uitvoering van de doodstraf en om terechtstellingen van jeugdige delinquenten van onder de 18 jaar op het moment van hun misdrijf te stoppen.
De Secretaris-Generaal dringt er bij de regering op aan om ruimte te scheppen voor burgeractivisten om hun legitiem recht om op vreedzame wijze hun activiteiten veilig en in alle vrijheid te ontplooien, zonder angst voor arrestaties, opsluiting of vervolging.
De Secretaris-Generaal dringt er bij de regering op aan om alle discriminerende bepalingen in de wetgeving die vrouwen betreffen, in overeenstemming met internationale standaarden af te schaffen.
De Secretaris-Generaal dringt er bij de regering op aan om onmiddellijk stappen te ondernemen om de rechten van alle leden van religieuze en etnische minderheden te beschermen en alle vormen van discriminatie tegen hen op te heffen.
No comments:
Post a Comment